Allemaal nep, maar vaak niet

Beeld: Nick Kivits

Beeld: Nick Kivits

Dat het geworstel van Hulk Hogan en consorten fake is, weten we nou wel. Maar dat showworstelaars geregeld botbreuken, open hoofdwonden en verbrande huid oplopen? In de Nederlandse worstelring, tussen glassplinters en rollen prikkeldraad.

“Daar gebeurde het.” Showworstelaar Steve Taurus (echte naam: Stefan Verhoeven, 28) zet de dvd-speler stil. Op het scherm is nog net te zien hoe zijn hoofd met een smak van het ringcanvas stuitert na een worp die mis ging. Steve’s nek klapt dubbel en hij grijpt op het scherm naar zijn hoofd. Van de minuten daarna herinnert hij zich bijna niks meer. “Ik was een paar minuten lang knock-out. De dingen die ik nog weet, heb ik van de dvd.” Schade van die ene worp die mis ging? Een evenwichtsorgaan dat ruim drieëneenhalf jaar nog amper werkte.

Als geen ander kent Steve Taurus de gevaren van het showworstelen. Al ruim zevenenhalf jaar staat hij in de ring. Hij is één van de veteranen van het Nederlandse worstelwereldje, dat nu zo’n tien jaar bestaat. Steve’s lijstje ringblessures groeit met de maand. Van de kruin van zijn hoofd tot halverwege zijn voorhoofd loopt een enorm litteken dat hij overhield aan een wedstrijd waarin prikkeldraad gebruikt werd. Naast de snee zit een grote paarse vlek, ontstaan door een metalen prullenbak tegen het hoofd. Met een lach op zijn gezicht pakt Steve vier vingers van zijn rechterhand vast. Hij buigt ze op een manier waarop vingers niet horen te buigen. Alle vier gebroken geweest. “Ik tilde iemand op voor een suplex; een worp waarbij we allebei op de grond vallen. Ik hield mijn vingers gestrekt en mijn tegenstander viel er bovenop. Ik had het niet eens door. De volgende dag stond ik nog gewoon te basketballen omdat ik dacht dat ze gewoon gekneusd waren.”

Botbreuken zijn heel gewoon in het worstelwereldje, volgens Steve, die in het dagelijkse leven werkt als portier en als persoonsbeveiliger van internationale artiesten die Nederland aandoen. “Ik heb mijn scheenbeen doormidden gebroken toen ik van de ring naar buiten sprong om mijn tegenstander neer te werken. Ik landde verkeerd.” Op dezelfde manier brak de Rotterdammer het uiteinde van zijn borstbeen. Hij landde op een stalen dranghek, dat te dicht bij de ring stond. Het afgebroken stuk steekt naar buiten, waardoor hij een rare bobbel op zijn borstkas heeft. En die bobbel gaat nooit meer weg.

Botbreuken te over, dus. Hoe pijnlijk een viertal gebroken vingers er ook uit zien, de ergste verwondingen zijn toch wel de hersenschuddingen. “Als je bijvoorbeeld in Parijs worstelt en je krijgt een harde klap, dan ben je gratis dronken, maar moet je nog wel terugrijden naar Nederland. Op dat moment is zo’n roadtrip wel heel gevaarlijk,” vertelt worstelaar Vito ‘The Violator’ Toscani (echte naam: Jeffrey Pedro, 27).

Pijngrens
In een worstelring in Almere veert het lichaam van een worstelaar uit de touwen. Met een uitgestrekte arm maait hij zijn tegenstander tegen de borstkas. Die gaat neer, veert meteen weer omhoog, springt de lucht in en trapt zijn tegenstander met beide benen tegen het hoofd. Het zijn twee van de meer dan tweeduizend standaard bewegingen die je moet kennen als worstelaar om enigszins aan de bak te kunnen, volgens Vito. Het is hard trainen. “Als je een match tegen een fysiek sterke tegenstander hebt, ben je toch wel drie weken bezig. Cardio, gewichten en gewoon veel grepen en worpen oefenen.” Grepen en worpen oefent Vito in zijn sportschool, waar hij twee keer per week lesgeeft in verschillende vormen van judo. “Als je met een zware jongen als Steve te maken krijgt en je na zes minuten moe bent en je concentratie kwijt raakt, gebeuren er ongelukken.”

Weten waar je mee bezig bent is belangrijk, vindt ook Mot van Kunder (echte naam: Tom Jussen, 28), die samen met zijn broer Bas aan de wieg stond van het worstelen in Nederland met de oprichting van Freestyle Championship Wrestling (FCW). Tijdens een Triple Threat Match (één-tegen-één-tegen-één) in Almere vliegen Mot en zijn tegenstanders door de lucht en voeren acrobatische sprongen uit. Ze zijn de lichtgewichten, die het veelal moeten hebben van vliegende aanvallen. Maar meer vliegen is meer risico op fout landen. Mot springt van het bovenste touw op zijn tegenstander, die al dan niet op een tafel liggen. “De hoogste sprong die ik gemaakt heb was van vier meter hoogte. En ik ben een keer vanaf een busje door een brandende tafel gevlogen.”

Als je van zulke hoogtes springt en vliegt, is het belangrijkste dat je weet hoe je moet vallen. En dat leer je het beste in een worstelring. Worstelaar Mot staat zo’n drie keer per maand in de ring. Dan leer je het wel. Maar wie minder in de ring staat moet volgens collega-worstelaar Vito vooral zijn incasseringsniveau blijven trainen. “Als je dat een tijd niet doet, raak je het kwijt. Je raakt eraan gewend en je pijngrens gaat omhoog.” Maar zelfs als je weet hoe je moet vallen, gaat het soms mis. Een paar weken voor de show in Almere staan Steve Taurus en Vito Toscani tegenover elkaar in de ring. De twee belandden op het bovenste touw, met hun rug naar de ring. Steve sluit zijn armen om de middel van Vito en tilt de voormalig freefighter boven zijn hoofd en gooit hem achterover. Een German Suplex. Vito landt vervelend en kneust zijn staartbeen, en zijn onderste twee wervels verschuiven. Vito: “Het ging gewoon mis. Het is toch meer dan 250 kilo dat van anderhalve meter naar beneden komt.”

Masochist
Daags voor de worstelshow in Almere ontvangt Revu een sms. “Zaterdag word ik in TL-buizen gegooid! Zal mooie foto’s opleveren. Dan weten de lezers wat verwondingen zijn. Hi hi.” Op de show wordt Steve inderdaad door een verzameling TL-buizen gewerkt. Door Vito. Drie dagen na de show heeft Steve’s rug nog het meeste weg van een speldenkussen. Kleine reepjes huid van zijn rug liggen nog ergens in de ring, afgesneden door de glassplinters. Een geplande worp. Voorafgaand aan de wedstrijd hebben Steve en Vito het er gewoon over gehad. De worstelaars beslissen zelf het verloop van de wedstrijd. Ze improviseren en fluisteren elkaar de bewegingen die gaan komen toe tijdens de match. Dat doen ze tijdens ‘rustmomenten’, zoals overgavegrepen en tijdens het pinnen (de schouders tegen het canvas drukken voor de winst). Vooraf instuderen is er niet bij. “Op het moment dat je gaat instuderen ziet het er ook ingestudeerd uit,” aldus Vito. Wie de wedstrijd wint is wel vooraf bepaald. Als een soort filmregisseur geeft de promotor vorm aan zijn evenement. Hij heeft bepaalde verhaallijnen die hij graag wil volgen. Bepaalde worstelaars die hij als kampioenen wil zien, omdat ze misschien meer mensen kunnen trekken naar het volgende evenement. Worstelaars worden gewoon geboekt via een telefoontje. Geen managers nodig.

De meeste kleerscheuren die Steve overhoudt aan zijn wedstrijden, laat hij vrijwillig toebrengen. En erg vindt hij het niet. Gestoord of gewoon een ontzettende masochist? “Geen van beiden, joh. Elke worstelaar wil wel eens zijn grenzen opzoeken. Van zo’n val door een TL-buis voel je weinig. En het ziet er heel spectaculair uit voor het publiek. Als het er spectaculair uitziet, wil ik wel eens verder gaan.” Een wat rare uitspraak als je bedenkt dat een gemiddelde worstelshow in Nederland en België tussen de tweehonderd en driehonderd mensen publiek oplevert. De meeste van hen zijn mannen, tussen de 16 en 35 jaar. Volgens promotor Tom Jussen zijn het merendeel jongeren van rond de twintig jaar. Zij kennen het worstelen nog van de tijd dat het op televisiezender V8 uitgezonden werd (2000). “Maar mensen van dertig tot vijfendertig kennen het worstelen ook nog uit hun jeugd en komen dus ook graag naar shows,” aldus Jussen.

In de ring in Almere halen de worstelaars alles uit de kast voor de paar honderd man publiek die is komen opdagen. Voor maximaal tien euro is het publiek binnen. Tien euro maal tweehonderd mensen is toch een mooie tweeduizend euro. Een lekker zakcentje? Niet bepaald, volgens Jussen. “De grotere FCW-shows hebben een budget van minimaal tweeduizend euro. Vaak kom je uit op 2500 of drieduizend.” Het meeste geld gaat op aan het promoten en de huur van de zaal. En wat er overblijft wordt weer gestoken in een nieuwe show of gaat op aan het loon van de worstelaars, want bijna geen enkele worstelaar werkt voor nop. “Maar niemand wordt er rijk van, anders was ik allang gestopt met mijn normale baan. Mensen die dromen van veel geld, kunnen beter gaan voetballen.” Hoeveel de worstelaars voor een wedstrijd krijgen, houden alle drie de ringveteranen liever voor zich. “Maar het moet wel meer zijn dan een dag werken voor mijn baas,” aldus Vito, die manager is van een coffeeshop.

Nederlandse bloedlust
In de laatste match in Almere wordt een houten tafel opgezet in de ring. Een van de worstelaars pakt een koektrommel bij de ring vandaan en laat de inhoud op de tafel vallen; duizenden kleine, glinsterende punaises. Niet veel later wordt een worstelaar door de tafel en de punaises gesmeten. Het Nederlandse showworstelen heeft vaak meer weg van de Amerikaanse hardcore-variant dan van het gewone showworstelen.

Meer wapens, minder techniek. Steve: “Veel Nederlanders waarderen het sportaspect niet. Dat je ook echt moet trainen om klemmen, worpen en grepen te leren. Ze reageren veel heftiger op een klap met een stoel, prikkeldraad of een metalen prullenbak. Dan gaan ze denken: misschien is dit toch wel echt. Als je in België of Frankrijk in een wedstrijd staat en je voert een normale worp net wat harder uit, krijg je al respons. Dat heb je in Nederland niet. Die zien liever iemand een keer met een stoel voor zijn bek geslagen worden, dan dat ze zeggen: Zo, dat is een mooie armklem. Wij moeten het publiek eerst zien te overtuigen.” Steve Taurus vindt het jammer.

Vito krijgt in Almere een lading klappen voor zijn kop met een dienblad. Mot komt er zonder kleerscheuren vanaf. Een paar andere worstelaars hebben minder geluk. De Duitse Lazio Feé krijgt in zijn wedstrijd zó’n harde klap in het gezicht dat het bloed alle kanten op spettert. Resultaat: een gebroken neus. De Belgische worstelaar Gangreen landt na een worp hard op zijn nek. Hij gaat naar huis met zijn nek in een rare hoek gebogen. Niet gebroken, wel erg pijnlijk. Om de bloedlust van het Nederlandse publiek te stillen, zitten de worstelaars regelmatig onder de krassen. Sommige van die krassen, net als het litteken op Steve’s hoofd, gaan nooit meer weg. Steve’s onderarmen zitten ook onder de littekens. Een souvenir van een aantal innige omhelzingen met rollen prikkeldraad. “Je moet toch je gezicht een beetje beschermen. En dan haal je dus wel regelmatig je armen open.” Taurus neemt de meeste klappen met voorwerpen gewoon vol aan. “Een van mijn tegenstanders wilde me onlangs nog met een wapenstok een klap verkopen. Toen zei ik: ‘áls je me ermee slaat, sla me dan ook hard en goed’. Je gaat geen wapenstok gebruiken in een wedstrijd als je er een zacht tikje mee geeft. Anders is de hele functie van het wapen weg.”

Wapens komen tegenwoordig in alle soorten worstelwedstrijden wel eens voor. Of het nu gaat om één-tegen-één (single), twee-tegen-twee (tag team) of een battle royal; een match waarin tientallen worstelaars elkaar over het bovenste touw naar buiten proberen te gooien en degene die als laatste overblijft de winnaar is. In de loop van de jaren zijn er ook wedstrijdtypen ontstaan die speciaal op wapens gericht zijn, zoals de tablesmatch; een wedstrijd waarin je pas wint als je een tegenstander door een houten tafel gegooid hebt.

Meerdere keren per maand sloven de worstelaars zich uit in Nederland, België, Duitsland, Frankrijk en soms Italië. Voor het publiek. “Of het publiek me aanmoedigt of uitjoelt maakt me weinig uit. In sommige verhaallijnen ben je de god guy en in andere de bad guy. Als het publiek maar plezier heeft.” En stevige blessures horen gewoon bij het vak, vindt Steve, die gemiddeld zo’n twee wedstrijden per maand heeft. “Ik ken geen enkele worstelaar die nooit iets gehad heeft. Zelfs de meest voorzichtige worstelaar overkomt wel eens iets. Ik heb een andere worstelaar laatst nog zijn enkel zien breken. En dat was gewoon bij een normale moonsault.” Daarbij klim een worstelaar in een van de hoekpalen en maakt een achterwaartse salto. Als alles goed gaat, landt de worstelaar met een smak op zijn tegenstander, die meestal al in de ring ligt. Doodnormaal natuurlijk!

Ter verdieping

Showworstelen in Nederland
Tien jaar geleden maakte het showworstelen de overstap van de Verenigde Staten naar Nederland. Met een handjevol, grotendeels out of shape Nederlandse worstelaars en een flinke verzameling Duitse collega’s wilde Freestyle Championship Wrestling (FCW) in 1997 Nederland kennis laten maken met show- worstelen. Helaas voor FCW moest de eerste show worden afgelast omdat de vergunning voor een worstelevenement werd ingetrokken. En de tweede show trok slechts dertig man betalend publiek.Tien jaar later is het worstelwereldje wel wat groter. De grote zaal van 013 in Tilburg werd uitverkocht en De Effenaar in Eindhoven zelfs meerdere malen. Momenteel zijn er zo’n honderd mensen actief bezig binnen het worstelwereldje binnen diverse worstelorganisaties zoals FCW en Pro Wrestling Holland (PWH). Ook in België leeft het showworstelen steeds meer en meer. Sinds een paar jaar zijn ook daar enkele worstelorganisaties opgestaan, die met de hulp van Nederlandse worstelaars (of Belgische worstelaars die eerst in Nederland aan de bak zijn geraakt) gerund worden.
Tricks of the trade
Showworstelaars vegen elkaar met de gekste voorwerpen om de oren en laten zich vrijwillig openrijten met bijvoorbeeld prikkeldraad. Tijdens een gemiddelde worstelwedstrijd komen bijna vaker wel dan niet wapens boven tafel. Stalen ladders, metalen klapstoelen, houten tafels, verkeersborden en zelfs winkelkarretjes. De hele inboedel dus.Niet alle worstelaars nemen klappen met wapens vol aan. Om het publiek op hand te krijgen (bloed verhoogt de emoties), zijn er een paar trucjes die de gemiddelde worstelaar wel moet weten. Vooral in de Verenigde Staten weten ze daar alles van. Daar bloeden de worstelaars ‘gecontroleerd’. Met een scheermesje, tijdens wedstrijden verstopt in een speciaal zakje in de kleding of verscholen in de sporttape, maken ze een snee in het voorhoofd om te bloeden. Uit het oog van de camera’s en het publiek natuurlijk.Ook in Nederland wordt dit zogeheten bladen gebruikt om bloed te trekken. Steve Taurus blade zelf niet, maar kent wel alle tricks of the trade. Andere trucs gebruikt hij wel. “Je kunt bijvoorbeeld beter iemand slaan met een stalen klapstoeltje dan met een houten. Metaal, en vooral blik, veert nog enigszins mee. Een klap met een dienblad of een aluminium prullenbak klinkt echt kei en kei hard. Je voelt ’t wel natuurlijk, maar het klinkt een stuk harder dan het uiteindelijk aankomt.”

Dit artikel verscheen eerder in