Jagen op verloren vliegtuigen

Beeld: Wikimedia Commons CC BY-SA 3.0 / US Department of Defence

Beeld: Wikimedia Commons CC BY-SA 3.0 / US Department of Defence

Op talloze plekken in Nederland liggen nog resten van vliegtuigen die in de Tweede Wereldoorlog zijn neergestort. Planehunters zoeken naar die brokstukken. Niet om schatgravertje te spelen, maar om het verhaal achter de crash in beeld te brengen.

De C-47A Skytrain had op 18 september 1944 een rustige vlucht voor de boeg. Die middag vertrekken de Amerikanen vanaf hun basis bij het Britse plaatsje Aldermaston richting Eindhoven. Behalve wat kleine beschietingen aan de kust van Nederland verloopt de missie voorspoedig. Totdat het vliegtuig het Brabantse Boxtel nadert. ‘Toen brak de hel los’, verklaart flight officer Jacob Muller later voor het crash rapport dat werd opgemaakt. ‘We werden geraakt in onze linkerkant, in de tanks en de motor. Onze rechter wingman riep via de radio: ‘Je staat in brand. Get out!’ Zwaaiend wijst Muller de medebemanningsleden richting de open deur. Zonder na te denken springen ze uit het brandende toestel, dat inmiddels ongecontroleerd boven Noord-Brabant slingert. ‘Terwijl ik naar beneden zweefde, zag ik in de verte ons vliegtuig verdwijnen. Waar het neerkwam? Geen idee.’

Crash laat sporen na
Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn er in Nederland zo’n 7000 vliegtuigen neergestort. De C-47A Skytrain is er daar slechts een van. Thijs Hellings, een zogenoemde ‘planehunter’, zoekt naar resten van neergestorte vliegtuigen. Vandaag is hij in een weiland in het Brabantse Olland op zoek naar overblijfselen van de C-47 van Muller.

‘Ooggetuigen hebben me verteld dat hier tijdens de oorlog een vliegtuig neergestort is’, zegt hij. ‘Het schijnt eerst de schoorsteen van een schuur te hebben geramd en is toen dit weiland ingedoken. Ik wil kijken of dat klopt.’ Diep hoeft Hellings niet te graven om aanknopingspunten tevoorschijn te halen. De meeste metaalsnippers van de gesneuvelde vliegtuigen liggen net onder de oppervlakte. ‘Al is de diepte wel afhankelijk van het type grond. In het westen van Nederland heb je veel zachte grond en veel veen. Als een vliegtuig daar neerstort, zakken de onderdelen veel makkelijker de aarde in. Meer naar het oosten wordt de bodem harder. Dook een vliegtuig daar omlaag, dan spatte het helemaal uit elkaar. En bleven de stukken aan de oppervlakte liggen.’

Ook in Brabant is de grond harder, waardoor er waarschijnlijk weinig van het vliegtuig van Muller is overgebleven. ‘Want de Duitsers waren heel actief in het opruimen van neergestorte vliegtuigen. Al dat metaal konden ze goed gebruiken. Ze smolten het om en maakten er nieuwe wapens van.’ Toch vindt Hellings nog het een en ander aan brokstukken. En na een paar uur zoeken durft hij zelfs te concluderen dat de C-47 een zogenoemde ‘horizontale landing’ heeft gemaakt, een buikglijder. ‘Dat kun je zien aan het spoor van de resten. Dat loopt over het hele weiland door. Als het vliegtuig verticaal gecrasht was, dan was hij met zijn neus de grond in geslagen en lagen de brokstukken veel meer in een cirkel verspreid.’

Archieven geven hint
Het klinkt misschien als iets uit een jongensboek, met een metaaldetector door weilanden banjeren op zoek naar verloren gewaande vliegtuigen. Toch is dit veldwerk pas een van de laatste stappen in het proces. ‘Er ligt heel veel informatie opgeslagen in archieven van bijvoorbeeld de Amerikaanse luchtmacht’, weet Harm van der Laan van stichting Aircraft Recovery Group in Heemskerk. Daarnaast zijn de gegevens van alle vluchten en vermiste vliegtuigen van bijvoor- beeld de Britse Royal Air Force in boekvorm uitgebracht. Zoals het tijdstip waarop het vliegtuig van de basis is vertrokken, zijn doelwit en de weersomstandigheden. ‘Ook hebben de strijdende partijen elke vermissing uitvoerig gedocumenteerd. De plek waar het toestel voor het laatst is gespot en het tijdstip van verdwijning, het is tijdens de oorlog allemaal goed bijgehouden. Als wij gaan speuren naar brokstukken van nog niet teruggevonden vermiste vliegtuigen, begint onze zoektocht dan ook altijd in de archieven. Daarna kijken we of we nabestaanden of ooggetuigen kunnen vinden.’

Aan het eind van deze grondige research houd je een grote berg informatiesnippers over. Van een gesprek met een boer die heeft gehoord ‘dat er weleens een vliegtuig in de buurt is neergekomen’ tot een getuigenverklaring van een andere piloot, die het vliegtuig neer heeft zien storten. Met deze informatie kunnen de planehunters naar buiten voor het veldwerk. Want nu weten ze waar ze moeten gaan zoeken en graven. Ze zijn blij met alles wat ze in het veld tegenkomen. Want zowel de vondst van een stuk vliegtuigpaneel dat al jaren dienst doet als schuurdeurtje, als de kleine onderdeeltjes waarop ze stuiten: het zijn allemaal stukjes van de puzzel. Die straks hopelijk opgelost kan worden.

Klein stukje zegt veel
In het Ollandse weiland trekt Hellings een schijnbaar onbeduidend stukje rood metaal uit de grond. ‘Als je een serienummer vindt, dan heb je de jackpot’, zegt hij. ‘Aan zo’n nummer kun je direct zien om welk vliegtuig het gaat. Maar ook aan kleine flarden kun je al veel aflezen. En kleine onderdelen zijn meestal de enige die overblijven.’ Helling bestudeert zijn vondst. Het is ovaal en aan de randen doorboord met talloze kleine gaatjes. ‘Daar zaten de klinknagels doorheen. Dit is een fuel vent, die voerde brandstofdampen af uit de vleugel. Hij werd alleen maar gebruikt bij C-47’s.’

Ook de grootte en de vorm van de klinknagels kan informatie verschaffen. ‘Die waren bij Amerikaanse toestellen veel groter dan bij de Britse. En ook het metaal van Amerikaanse toestellen was veel beter. Daarnaast zijn er nog andere aanwijzingen waaraan je kunt zien van welk vliegtuigtype een fragment afkomstig is. Als je bijvoorbeeld aan de binnenkant van dit stukje metaal kijkt, zie je groene grondverf zitten. Dat is typisch voor Amerikaanse vliegtuigen.’ Elk toestel had zijn eigen kleurpatroon en elk land had zijn eigen kleuren. Blauwgrijs voor de Duitse Luftwaffe, felgroen voor de Verenigde Staten en grijsgroen

en zwart voor de Britten. Met de verzamelde snippers metaal erbij spitten de planehunters vervolgens dikke boeken met foto’s van vliegtuigen door. Want hoewel ze meestal veel onderdelen direct kunnen thuisbrengen, kennen ze nou ook weer niet alles uit het hoofd. ‘Daarom bezoeken we ook regelmatig musea en exposities waar vliegmachines uit de Tweede Wereldoorlog worden tentoongesteld’, zegt Van der Laan. ‘Daar maak je zo veel mogelijk foto’s. Je kunt je stukjes vliegtuig dan daarmee vergelijken tot je een match hebt.’ Soms zijn de vliegtuigsnippers zo vervormd, dat ze moeilijk te identificeren zijn. Bijvoorbeeld wanneer ze verkoold zijn. Toch kan zelfs verbrand metaal een enorme hulp zijn bij het achterhalen van de gebeurtenissen. Tijdens de zoektocht in Olland speurt Hellings twee grote weilanden af. De brokstukken in het tweede grasveld zijn aanzienlijk meer verkoold dan die in het eerste. ‘Dat betekent dat de stukken dichterbij de vuurbron hebben gezeten. Daaraan kun je afleiden dat het vliegtuig in dit veld de grond heeft geraakt. Ook liggen hier veel meer kleine snippers dicht bij elkaar. Dat is een ander teken dat dit het inslagpunt was.’

Een vliegtuig dat neerstort, verliest onderweg al allerlei stukken. En omdat het een enorme vaart heeft, komen die relatief ver van elkaar terecht. Op de plek waar het vliegtuig de grond raakt, liggen veel meer
resten dicht bij elkaar.

Motor is bewijs
Ook de diepte waarop brokstukken gevonden worden, vertelt een verhaal. ‘Wanneer een vliegtuig crasht, slaat het in duizenden flarden uit elkaar. De kleinere stukken wegen minder en boren zich daardoor minder diep de grond in. De grote onderdelen, zoals de motor en de propellers, verdwijnen wel onder de zoden. Hoe groter die onderdelen en hoe dieper ze zitten, hoe dichter bij het point of impact je bent’, vertelt Hellings wanneer hij een wat dieper weggestopt brok massief metaal uit de grond trekt. De corrosie heeft zijn werk gedaan. Toch ziet Hellings meteen dat dit is waarnaar hij op zoek was. ‘Dit is duidelijk een deel van de motor. Alle andere metalen onderdelen van een vliegtuig zijn gemaakt van plaatwerk.’ Voor Hellings is er geen twijfel meer mogelijk. ‘Hier is de C-47A Skytrain van Muller neergekomen.’

Ter verdieping

Handige hobby
Van de 7000 vliegtuigen die tijdens WO II in Nederland crashten, zijn ongeveer 1800 toestellen nog niet geborgen. Sommige van die wrakken bevatten ook nog de stoffelijke overschotten van de bemanning. Volgens het Verdrag van Genève is de Nederlandse overheid verplicht om actief te zoeken naar die vermiste strijders. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij de gemeenten. Maar het opsporen en opgraven van gesneuvelde soldaten kost veel geld, waardoor het doorgaans achterwege wordt gelaten. Vandaar dat de planehunters goed van pas komen. Vindt een vliegtuigzoeker een wrak waar mogelijk nog stoffelijke resten in zitten, dan is hij verplicht dat te melden bij de gemeente, die daarop de bergingsdienst van de luchtmacht inschakelt. Kunnen er bommen aan boord zijn, dan is ook de explosievenopruimingsdienst aanwezig.
Hoe liep het af met Muller?
Nadat officier Jacob Muller uit zijn vliegtuig springt, ziet hij het in de verte uit het zicht verdwijnen. Terwijl hij aan zijn parachute omlaag zakt, nemen Duitse soldaten hem onder vuur. In zijn parachute zitten 16 kogelgaten, maar zelf wordt hij niet geraakt. Hij landt met zijn parachute in een boom en breekt daarbij op 3 plaatsen zijn enkel. 2 shots morfine houden hem op de been. Hij verschanst zich in een greppel en verroert zich niet. De Duitsers lossen nog wat schoten richting de greppel en gooien enkele granaten. Maar dan trekken ze in opdracht van hun commandant weer verder. Muller wordt uiteindelijk gevonden door Nederlandse burgers, die zijn parachute en bezittingen begraven. Ze nemen Muller mee en verstoppen hem in een boerderij, waar hij 5 weken moet herstellen van de verwondingen aan zijn been. Uiteindelijk wordt hij na de bevrijding opgepikt door een Schotse tank. Op 2 november keert hij terug naar zijn basis.
Gek van historie
Veel planehunters zijn er niet in Nederland. Het blijft beperkt tot een aantal clubs met enkele tientallen particuliere leden die vliegtuigwrakken opsporen vanuit een passie voor geschiedenis. Het is ze om hetzelfde te doen: het verhaal achter de crash in beeld brengen. Wie was de bemanning en wat is er gebeurd met hun toestel? En: hoe gaat het nu met ze? De planehunters proberen contact te leggen met overlevenden of nabestaanden. Dat doen ze via oproepen op internet. Of ze sturen brieven naar adressen uit het telefoonboek. Gevonden nabestaanden krijgen een rondleiding bij de crashsite. Planehunter Thijs Hellings: ‘Ze vinden het vaak bijzonder om te leren wat er met hun vader of opa gebeurd is.’

Dit artikel verscheen eerder in