Oude Ali moet weg, Sahar mag blijven

Beeld: Public Domain

Beeld: Public Domain

Asielzoekers moeten oprotten. En snel een beetje. Maar als blijkt dat een veertienjarig meisje weg moet, schreeuwen we ineens moord en brand.

Half 201§ kreeg gymnasium-scholiere Sahar (destijds 14) slecht nieuws: haar verzoek om een verblijfsvergunning was afgewezen. Ze moest terug naar Afghanistan. En dat terwijl ze al tien jaar in Nederland woonde, zich niets van haar geboorteland herinnerde en beter Fries sprak dan Afghaans. Maar dat maakte de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) niets uit. Regels zijn regels!

Sahars klasgenootjes sprongen meteen op de bres. Als Sahar terug moest, dan zou ze gevaar lopen. Lijfstraffen zijn in Afghanistan niet ongewoon en verwesterde meisjes zijn eerder mikpunt van dergelijke praktijken. Jongens hebben wat dat betreft minder te vrezen, omdat mannen in Afghanistan de baas zijn. Sahars vrienden richtten een website op. Al gauw verscheen haar verhaal in tal van televisieprogramma’s, kranten en tijdschriften. De Tweede Kamer debatteerde of ‘het geval Sahar’.

Die aandacht heeft Sahar gered. In april 2011 kwam minister van Immigratie en Asiel Gerd Leers over de brug: Sahar mocht blijven (en de rest van haar gezin ook). Ze was te verwesterd om nog in Afghanistan te kunnen wennen. Dat is geen vrijbrief voor de vierhonderd andere Afghaanse meisjes die in Nederland willen wonen. Verwesterd? ‘Dat is een begrip dat zich niet goed laat definiëren’, aldus Leers. De minister zal iedere aanvraag individueel bekijken. Vast staat dat de meisjes minimaal tien jaar oud moeten zijn en acht jaar in Nederland moeten wonen. Ook weegt mee in hoeverre het gezin nog banden heeft met Afghanistan. Leers schat dat veertig à vijftig meisjes uiteindelijk mogen blijven.

Aanhangsel van de ouders
Volgens het Centraal Orgaan opvang asielzoekers wijst Nederland jaarlijks tussen de 12.000 en 17.000 uitgeprocedeerde asielzoekers de deur. Veel van hen keren terug naar huis, anderen duiken onder en blijven illegaal in Nederland. Aan de meeste uitzettingen wordt geen aandacht besteed. Sterker nog: veel Nederlanders zijn die ‘vreemdelingen’ liever kwijt dan rijk. Maar is er een kind in het spel, en dat kind spreekt ook nog eens goed Nederlands, dan begint half Nederland te steigeren. Net als bij Sahar.

“Dat komt doordat kinderen meer empathie opwekken”, zegt juriste en orthopedagoge Margrite Kalverboer. Zij is verbonden aan Rijksuniversiteit Groningen en onderzoekt welk effect een gedwongen terugkeer op kinderen heeft. “Het is voor hen vaak veel ingrijpender om het land uitgezet te worden dan voor hun ouders”, concludeert ze. “Die kinderen voelen zich Nederlands en dromen zelfs in het Nederlands. Hen terugsturen is te vergelijken met het plaatsen van een autochtoon kind in Afghanistan. Ze kunnen er niet uit de voeten.” Te jonge kinderen kunnen op minder mededogen rekenen dan oudere kinderen. “Kinderen tot vijf jaar kun je makkelijker terugsturen”, zegt Kalverboer. “Hun leven bestaat vooral uit het contact met hun ouders. Pas als kinderen naar school gaan, bouwen ze echt iets op in het land waar ze wonen, zoals vriendschappen. En ja, hoe langer een kind blijft, des te lastiger het voor hem of haar is om in het land van herkomst opnieuw te starten.”

7000 kinderen
Het verhaal van Sahar doet denken aan dat van het half Eritrese, half Ethiopische meisje Desta Asafa (nu 23). Ze was tien jaar toen in haar geboorteland Ethiopië de oorlog uitbrak. Haar moeder was toen al zes jaar dood. Haar vader wordt vermoord. Desta (een gefingeerde naam om privacy-redenen) staat er helemaal alleen voor. Op haar dertiende vlucht ze naar Nederland. Na een jarenlang durende asielaanvraag krijgt ze te horen dat ze toch niet welkom is hier. De rechtbank gelooft niet dat het gevaarlijk is in Ethiopië. Bij Desta is het haar vriendin Naomi die in actie komt. Ze benadert De Groene Amsterdammer en het tv-programma Rondom 10. Met succes: Desta woont nog steeds in Nederland.

In Nederland zijn er ongeveer 7000 kinderen die, net als Sahar en Desta, in een asielzoekerscentrum wonen, maar desalniettemin een sociaal leven opbouwen in Nederland. Ze gaan (verplicht) naar school, leren Nederlands. Maar krijgen hun ouders geen verblijfsvergunning, dan moeten zij ook weg. “Kinderen worden gezien als aanhangsel van hun ouders”, zegt Jorg Werner van stichting Defense for Children, een organisatie die zich inzet voor de rechten van kinderen. “Naar de belangen van de kinderen wordt niet gekeken. En dat terwijl het niet hun schuld is dat ze hier zitten. Het is deels de schuld van de overheid. De asielprocedures duren veel te lang, waardoor de kinderen langer hier leven, en hier meer opbouwen, dan ze hadden in hun land van herkomst. Defense for Children vindt dat een kind dat vijf jaar hier verblijft een verblijfsvergunning moet krijgen.”

Aandacht vragen op tv
Juist omdat kinderen ‘contact hebben met Nederlanders’, halen zij vaker het nieuws als hun asielverzoek wordt afgewezen, denkt Jorg Werner. Want het zijn de mensen in de omgeving van de kinderen die aankloppen bij de media. Als een uitgeprocedeerde volwassene geïntegreerd is, springt zijn omgeving ook voor hem of haar op de bres. Een voorbeeld is de Turkse kleermaker Zekeriya Gümüş, die in 1989 met zijn gezin naar Nederland verhuisde. Hij was een bekend gezicht in de Amsterdamse wijk De Pijp. Buurtbewoners lieten bij zijn kleine kleermakerszaakje hun broeken en jasjes repareren, en leerden zo de eigenaar kennen. Toen Gümüş en zijn familie een paar jaar later plots te horen kregen dat ze moesten vertrekken, kwamen de buurtbewoners en zelfs de toenmalige burgemeester Patijn in opstand.

In het geval van de kleermaker baatte het protest niet. Eind jaren ’90 moest het gezin terug naar Turkije. In de media werd uitvoerig belicht dat de familie Gümüş een bestaan had opgebouwd in Nederland. Maar media-aandacht is niet synoniem voor succes, legt Werner uit. “Er is altijd het risico dat de overheid je als voorbeeld gebruikt.” Benadert een uitgeprocedeerde familie een minister achter de schermen, dan kan hij met de hand over het hart strijken zonder dat heel Nederland meekijkt. Stap je als asielzoeker naar de media, dan ga je in feite en plein public de confrontatie aan. Minister van Immigratie Gerd Leers heeft toegegeven dat de media-aandacht voor de zaak Sahar maakte dat hij streng moest optreden. Hij voelde de hete adem van Geert Wilders in zijn nek.

Rechtvaardige wereld
Media-aandacht of niet: doorgaans reageren we echt heftiger wanneer kinderen uitgezet dreigen te worden, weet ook Michèlle Bal. De sociaal psychologe doet bij Universiteit Utrecht onderzoek naar het menselijke geloof in een rechtvaardige wereld. “Mensen willen graag vasthouden aan het idee dat iedereen krijgt wat hij of zij verdient. Want het is heel rot dat sommige mensen onrecht aangedaan wordt. Zo rot, dat we daar eigenlijk niet mee kunnen leven. Het uitzetten van kinderen zien we als onrecht. Het terugsturen van volwassen vinden we overigens ook zielig. Maar we kunnen niet voor iedereen vechten, dus relativeren we sommige gevallen.”

In andere woorden: omdat we niet iedereen kunnen redden, bedenken we smoesjes. En die smoesjes kunnen variëren van ‘hij zal het wel verdiend hebben’ tot ‘weg met die luie buitenlanders’. “Zo’n redenering hoeft niet waar te zijn”, aldus Bal. “Maar het geeft ons wel een fijner gevoel in ons hoofd. Laf? Je moet het eerder zien als menselijk onvermogen. Niemand kan in zijn eentje de hele wereld redden, daar is gewoon geen tijd voor.” Smoesjes maken we volgens Bal onbewust, omdat we niet willen toegeven dat we weten dat er onrecht plaatsvindt en we niks (kunnen)doen. “Je merkt wel dat we voor asielzoekende volwassenen eerder zulke excuses verzinnen. Dat komt omdat kinderen er niets aan kunnen doen dat hun ouders besloten om zich in Nederland te vestigen. Hoewel volwassen hun land echt niet zonder reden verlaten, kunnen ze wel kiezen waar ze naartoe vluchten. Het is een klein, maar belangrijk verschil. Kinderen zijn onschuldig. Daarom lukt het ons niet om ons gevoel weg te stoppen als hen onrecht wordt aangedaan.”

Ter verdieping

In Azerbeidjan gooien ze ons in de gevangenis

In 2003 vluchtte Nicky Sadyhova met haar ouders en zusje uit Azerbeidjan. Haar vader werd om politieke redenen gezocht. Inmiddels studeert Nicky biologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en wil ze dokter worden. Maar van de Nederlandse overheid moet ze binnenkort terug.
Hoe zijn jullie gevlucht?
“Verstopt in een vrachtauto. We verscholen ons achter allerlei spullen.”
Was je bang?
“Voor mij leek het meer een spelletje. Het was net verstoppertje spelen. Al herinner ik me ook nog dat we heel lang moesten wachten op een plek waar een vriend van mijn vader ons naartoe had gebracht. Pas in Nederland realiseerde ik me dat we nooit meer terug zouden gaan. Dat kwam hard aan. Maar als we waren gebleven, dan was mijn vader opgepakt.”
Waarom werd je vader gezocht?
“Ik weet niet precies wat voor problemen hij had. Mijn ouders hebben we daar altijd voor beschermd.”
Mis je Azerbeidjan?
“Natuurlijk. Soms heb ik even zo’n nostalgisch moment. Maar Nederland is nu mijn thuis.”
Jullie asielaanvraag is al twee keer afgewezen, dat betekent dat je ieder moment kunt worden teruggestuurd.
“Ik loop wel eens op straat en bedenk dan dat het zo afgelopen kan zijn. Ik heb in acht jaar tijd veel opgebouwd hier, zoals mijn studie en vrienden. Het zou echt een ramp voor me zijn als ik nu terug zou moeten. Voor mijn zusje zou nog erger zijn. Zij is negen jaar en weet niets meer van Azerbeidjan. Ze spreekt de taal niet eens.”
Wat gebeurt er als jullie echt naar Azerbeidjan moeten?
“Dan belanden we meteen in de gevangenis. Er ligt nog steeds een arrestatiebevel voor mijn vader. We hebben alles geprobeerd om te mogen blijven. Volgens de IND is er geen gevaar. Maar dat wil niet zeggen dat het probleem er niet ís! Ik word altijd woedend als ik zie hoe weinig middelen wij asielzoekers hebben om te bewijzen dat we echt in de problemen zitten.”
Heeft een kind meer recht om te blijven dan een volwassene?
“Ik zou willen dat iedereen mag blijven, mensen verlaten niet voor niets hun geboorteland. Maar ik snap dat er grenzen zijn. Ik vind dat kinderen meer recht hebben om te blijven. Zij hebben niets te kiezen gehad en zijn door hun ouders meegenomen.”
Jij bent volwassen.
“Maar ik ben als kind naar Nederland gekomen. Er moet vooral gekeken worden naar de leeftijd waarop je hier komt, denk ik.”
Wat nu?
“We willen een procedure starten om aan te tonen dat we de afgelopen jaren echt een leven hebben opgebouwd in Nederland. Als die procedure wordt afgewezen, gaan we in beroep. We blijven ervoor vechten. Nederland is ons thuis. En hopelijk blijft dat het ook!”
Asielzoekers blijven plakken

Wie mag in Nederland blijven en wie niet? Daarvoor zijn strenge regels opgesteld. Dit ‘vreemdelingenbeleid’ wordt gehandhaafd en uitgevoerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Vreemdelingen die zich hier willen vestigen, moeten asiel aanvragen. Officieel krijgen ze binnen acht dagen bericht: of ze moeten Nederland direct verlaten, óf ze mogen het definitieve oordeel van de IND afwachten in een asielzoekerscentrum. Per maand worden ongeveer 1100 asielaanvragen ingediend. De meeste asielzoekers komen uit Somalië (17 procent), Afghanistan (13 procent), Irak (12 procent), Iran (9 procent) en Armenië (4 procent). Stelt de IND dat een asielzoeker niet mag blijven, dan kan hij bij de rechtbank in beroep gaan. Krijgt hij ook daar nul op rekest, dan is er de mogelijkheid van een hoger beroep. Voor een asielzoekend gezin bij het hoger beroep is beland, zijn vaak jaren verstreken. En in die jaren raken de kinderen verwesterd.
Meer weten? www.rijksoverheid.nl

Dit artikel verscheen eerder in join