Redders op wild water

Illustratie: Wikimedia Commons / Dick Elbers

Wie op het IJsselmeer, de Noordzee of de Waddenzee in de problemen komt, kan vertrouwen op de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM). Ruim 1400 vrijwilligers staan dag en nacht paraat om vastgelopen schepen los te trekken en drenkelingen uit het water te vissen.

“Iedereen vast?” Schipper Bruno Smit kijkt vluchtig om zich heen naar zijn collega’s, die ieder een duim opsteken of instemmend knikken. Met een vloeiende beweging duwt Bruno een hendel naar voren en geeft daarmee een flinke spuit gas. De 9,3 meter lange boot die hij onder controle houdt schiet naar voren. Hoewel het kalm is op het IJsselmeer wordt het alleszins een rustig tochtje. Met 34 knopen (omgerekend zo’n 63 kilometer per uur) scheert en stuitert de reddingsboot ’t Span over het water. Want wanneer er kilometers verderop een drenkeling in nood is, telt iedere seconde.

Kom je om wat voor reden dan ook op het IJsselmeer, de Noordzee of de Waddenzee in de problemen, dan is het de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) die je uit de penarie haalt. Dat doet de vrijwilligersorganisatie al sinds 1824. Op bijna vijftig locaties, verspreid langs de Nederlandse kust, staan te allen tijde reddingsboten klaar. De ruim 1400 stoere redders die de schepen bemannen – de KNRM noemt ze opstappers – rukken jaarlijks gezamenlijk zo’n 2000 keer uit. Ze halen afgedreven luchtbeddobberaars op, plukken passagiers van omgeslagen boten uit het water en trekken vastgelopen schuiten los. Maar ook een kitesurfer die te maken heeft gekregen met een iets te enthousiaste aflandige windvlaag en daardoor ver de kust uitgeblazen wordt, kan rekenen op een helpende hand. En krijgt een opvarende van een schip een hartaanval of andere kwaal terwijl hij op zee is, ook dan rukt de KNRM uit. Om de pechvogel eerste hulp te bieden en hem vervolgens zo snel mogelijk naar een ziekenhuis aan wal te brengen.

“Zodra er een melding binnenkomt, dan is het de bedoeling dat we binnen tien minuten op het water zijn”, legt Menno Betzema uit. Hij is eerste schipper op de KNRM-reddingsstation in Andijk, die in 2012 werd opgericht. Het station telt zo’n twintig redders, topfitte vrijwilligers die allemaal in de buurt wonen en werken zodat ze snel ter plaatse kunnen zijn. “We hebben allemaal een pieper. Als die gaat moet iedereen die kan zo snel mogelijk naar het boothuis komen”, legt Menno uit terwijl hij naar een bord met rode en groene lampjes wijst. “Het kan natuurlijk gebeuren dat iemand écht niet kan. Op dit bord is real-time te zien wie er beschikbaar is om een redding uit te voeren en wie niet. Maar de pieper moet wel altijd aan blijven.”

Wanneer er genoeg redders bij het reddingstation zijn om ’t Span – een reddingsboot van het Nikolaas-type – te bemannen, rukken de mannen uit. Gewacht wordt er niet, behalve als er écht specialistische kennis nodig is. De achtergrond van de redders is divers. De een zit in de horeca, de ander volgt een opleiding aan de politie-academie en weer een ander werkt in de kantoorautomatisering. Zodra ze arriveren bij het bemanningsverblijf schieten ze ieder hun eigen overlevingspak aan: een voor een buitenstaander groot, log en zwaar op maat gemaakt pak dat de redders droog houdt en extra drijfvermogen geeft, zodat ze zelf veilig blijven in geval van nood. Want bij woest weer kan het er hard aan toe gaan op open zee.

Drenkeling te water

Zelfs op de relatief windstille en zonnige avond waarop ik met de KNRM mee het water op ga, is de tocht op het IJsselmeer in niets te vergelijken met een ontspannen stukje varen. Het zitje achter de schipper waarop ik plaatsneem – normaal gereserveerd voor opstappers of mensen in nood die naar de kant gebracht moeten worden – heeft het meest weg van een fietszadel. Maar zodra er golven in het spel zijn verandert dat zadel in een op hol geslagen rodeo-stier. En met de snelheid die we hebben heeft de toch meer weg van een stukje ‘laag vliegen’ dan varen.

Het doelwit van de reddingsactie is al van kilometers afstand te zien. Vanuit het water stijgt een grote oranje rookpluim op, afkomstig van een fakkel die zeelui gebruiken om te laten zien dat ze in nood zitten. In dit geval gaat het om een drenkeling, die overboord is geslagen. Althans, dat is het verhaal. Omdat de redders van de KNRM bij een échte actie te druk zijn om mij uit te leggen wat ze doen, ben ik mee op een van de wekelijkse trainingen van het reddingsstation Andijk. De drenkeling die we uit het water gaan vissen is een opstapper van de KNRM, die voor de gelegenheid overboord is gesprongen en dapper in het water dobbert.

“Waar opstappers toen de KRNM net bestond nog met roeiboten het water op gingen, hebben we nu hypermoderne boten”, legt Egbert Schacht uit. Hij is al zeven jaar vrijwilliger bij de KNRM en doet tijdens de oefening dienst als navigator. Vanuit zijn stoel naast de schipper stippelt hij een route uit, geeft de koers door aan de schipper en houdt met marifoon contact met de Kustwacht op de kade. Bij slecht zicht heeft hij ook nog radar tot zijn beschikking. “Wij hoeven gelukkig niet te roeien”, zegt Egbert, in het dagelijks leven restauranthouder. “Deze boot wordt aangedreven door een waterjet. Die zuigt het water aan de voorkant van de boot naar binnen en perst dat gecomprimeerd weer naar buiten. Door de jet te richten bepalen we welke kant we op gaan. Richten we de jet naar achter, dan gaan we naar voren. En richten we hem omlaag, dan blijven we stil op de plek liggen. Door hem vervolgens een klein beetje te kantelen, kunnen we op de plek om onze as heen draaien.”

Risico van het vak

In een situatie waarin iedere seconde telt is zulke precisie onmisbaar. Dat, en goede communicatie. Wanneer we met het door een 435 pk motor voortgedreven ’t Span de drenkeling naderen, neemt schipper Bruno gas terug. Tegelijkertijd begeeft een van de opstappers zich naar het voorsteven van de boot. Zodra hij het slachtoffer in het vizier heeft, steekt hij de ene hand omhoog en de andere richting het slachtoffer om de vaarrichting aan te geven aan de schipper. Egbert: “We moeten het slachtoffer altijd in het zicht houden, zodat we altijd weten waar hij of zij is. Mocht hij dan kopje onder gaan, dan weten we waar we moeten zoeken.” Vergeleken met de 34 knopen waarmee we eerder over het water stuiterden voelen de laatste meters heel beheerst, bijna langzaam. “Nog drie meter”, roept de opstapper. “Nog twee. Nog één.”

Wanneer de 3,4 ton zware reddingsboot dichtbij genoeg is rollen de redders de Jason’s cradle uit, een kruising tussen een reddingsnet en hangmat waarmee drenkelingen uit het water worden gevist. De redders laten de cradle in het water, zodat de drenkeling erop kan rollen. Lukt hem dan niet zelfstandig, dan helpen de opstappers hem mee. Ook hier draait alles om communicatie. Eén van de redders telt tot drie, waarop hij en zijn collega’s direct beginnen met hijsen. Ondertussen tellen ze door, waarbij ze bij iedere tel trekken. Binnen een paar seconde ligt het slachtoffer op het dek uit te puffen. Indien nodig zijn er extra zuurstof en een AED aan boord. En een lijkzak. Want hoe goed de KNRM-redders ook hun best doen en hoe hard ze ook varen, in sommige gevallen komen ze helaas te laat. Bruno: “Dat soort momenten kunnen er flink inhakken bij de jongens. Als er zoiets gebeurt kunnen ze traumabijstand krijgen.”

Een sterfgeval heeft de 20-jarige opstapper Chris Zwart nog niet meegemaakt, vertelt hij terwijl hij zich afdroogt. Chris speelde de afgelopen minuten de drenkeling die door zijn collega’s uit het water werd gehaald. “Het is wel een keer kantje boord geweest”, zegt hij terwijl hij over het water uitkijkt. “Een paar maanden geleden rukten we uit om een schip met motorproblemen te helpen. Maar eenmaal bij het schip aangekomen lag de eigenaar ervan plat op het dek. Hij zei dat hij last had van lage bloedsuiker, maar wees ook naar zijn hart omdat hij daar pijn had. We hebben hem toen zo snel mogelijk naar de kant gebracht. Hij bleek een flinke hartaanval gehad te hebben. En in februari hebben we nog geholpen bij een brand op een olietanker. Dat was ook erg heftig.”

Chris is met zijn twintig jaar een van de jongste vrijwilligers van het reddingsstation in Andijk. Dat hij redder bij de KNRM zou worden, wist hij al op jonge leeftijd. “Toen ik acht jaar oud was liep ik met mijn vader hier over de dijk en zag ik de KNRM uitrukken. Ik zei toen al tegen mijn pa: ‘Dat wil ik ook.’ Het zit een beetje in mijn bloed. Mijn opa was ook vrijwilliger en schipper bij de KNRM. Het standbeeld ‘Jaepie Jaepie’ in Egmond aan Zee, dat een eerbetoon is aan alle redders, is op hem gebaseerd. Hij heeft nog eens samen met zijn team zeventig man uit zee gehaald tijdens een actie. In die tijd moesten de boten nog met paard en wagen naar het strand worden gereden.”

Goed geoliede machine

Voor zeventig slachtoffers is aan boord van reddingsboot ’t Span geen plek. Het schip kan twintig drenkelingen vervoeren, bovenop zijn maximale bemanning van vijf personen. Bij grotere acties werkt het station in Andijk samen, bijvoorbeeld met het team uit Medemblik. En ondanks het feit dat de reddingmaatschappij regelmatig mensen uit het water haalt, bestaat het gros van de acties uit het lostrekken van vastgelopen schepen. Vooral in het IJsselmeer of op de Waddenzee is het wat dat betreft relatief vaak bal. Mensen die een dag voor hun plezier gaan zeilen zien een zandbankje over het hoofd, en komen vast te liggen. Geen beweging in te krijgen zonder hulp.

Krap drie minuten nadat oefendrenkeling Chris weer aan boord is, begint het team redders aan zijn volgende trainingsoefening. De redders moeten een zeilschip naderen om een overstap te oefenen. Dat kan nodig zijn wanneer een opvarende van een schip medische assistentie nodig heeft. ’t Span maakt een slag naar stuurboord en versnelt weer. Met drie minuten hebben we het zeilschip – een zwartgeschilderde eenmaster – in het zicht. “Overstappen op een ander schip is gevaarlijk,” weet schipper Bruno, “zeker bij slecht weer en hoge golven. Er is altijd een risico dat je bij zo’n overstap zélf in het water terecht komt.”

Terwijl een van de opstappers een EHBO-kist tevoorschijn haalt, stuurt Bruno de reddingsboot naar de luwe kant van de zeilboot. Dat is de kant die uit de golven ligt. Door daar te gaan liggen slaan de golven eerst tegen de eenmaster, waardoor het reddingsboot er minder last van heeft. “Bij een actie als deze draait alles om stabiliteit”, zegt Bruno, die al dertien jaar vrijwilliger is bij de KNRM. “Ik ga daarom precies even snel varen als de zeilboot en druk de neus van ’t Span tegen de zeilboot. Zo kan mijn collega die de overstap moet maken zo veilig én zo snel mogelijk aan boord kan gaan.”

De overstap verloopt vlekkeloos. Bruno is niet verbaasd. Door alle trainingen is het team een goed geoliede machine geworden. Dat moet ook wel: de zee is onvoorspelbaar en een klein probleem kan in een mum van tijd omslaan in een noodsituatie, waarbij levens in gevaar komen. Gelukkig staat de KNRM in dat geval klaar om een helpende hand te bieden.

Dit artikel verscheen eerder in